Kinderen met Downsyndroom worden over het algemeen later zindelijk dan andere kinderen. Hoe groter de achterstand in de verstandelijke ontwikkeling, hoe later het kind zindelijk is. Met zindelijkheidstraining kan bij de meeste kinderen met Downsyndroom gestart worden vanaf drie a vier jaar. Het merendeel van de kinderen met Downsyndroom is nog niet volledig zindelijk bij de aanvang van hun schoolloopbaan (4 a 4,5 jaar), vrijwel allen worden dit in de loop van de kleuterjaren.
Een tragere cognitieve ontwikkeling kan een rol spelen bij later zindelijk worden. Het kan zijn dat het kind het verband nog niet legt tussen het voelen van de volle blaas of de aandrang tot ontlasting en het naar de wc moeten gaan. Of het kind merkt die prikkel nog niet op, omdat er nog geen focus op is. Door zindelijkheidstraining kan het kind deze zaken gaan leren. Begin hiermee pas op het moment dat het kind stabiel kan zitten op een potje. Ook moet het kind begrippen als ‘potje’, ‘plas’ en’ poep’ kunnen plaatsen.
Een belangrijke stap is het kind klokzindelijk maken. Dat betekent eraan wennen op vaste momenten op de dag naar de wc te gaan en het daar even te proberen. Houd het toiletbezoek in een prettige sfeer, complimenteer hem of haar ervoor, en maak die complimenten natuurlijk nog groter als hij of zij ook daadwerkelijk zijn behoefte doet. Maak de momenten waarop het kind naar de wc moet visueel met een foto/plaatje en maak een soort rooster van de dag met daarop zijn bezigheden waarop je dan kunt aanwijzen ‘nu is dit voorbij, nu is het wc-tijd of potjestijd’, bijvoorbeeld na het eten (of voor het eten) ga je altijd even naar de wc.