Schoolkeuze regulier of speciaal

Regulier onderwijs of Speciaal onderwijs? Voor de meeste ouders is de schoolkeuze een dilemma. Wij kunnen je niet helpen in het maken van deze keuze omdat het vaak een gevoelskwestie is. Wel kunnen we je wijzen op een aantal dingen waaraan je kunt denken, als je voor die keuze staat. 

Op iedere leeftijd moet er een fundamentele keuze worden gemaakt: naar welk type onderwijs of dagopvang zal je kind gaan? In de voorschoolse leeftijd is er de keuze tussen ofwel een reguliere crèche/peuterspeelzaal  of een kinderdagverblijf voor alleen kinderen met een verstandelijke beperking. In de schoolleeftijd is de keuze: een reguliere school, een speciale school of een speciaal kinderdagverblijf. 

Als vuistregel geldt dat je rond een jaar of anderhalf jaar voordat je kind vier wordt contacten te leggen met één of meerdere scholen. Aan de andere kant moet je dit ook weer niet te vroeg doen, want je moet zelf de ontwikkelingen en mogelijkheden van je kind zien.

Regulier onderwijs
Tegenwoordig gaan er steeds meer kinderen met downsyndroom naar het regulier onderwijs. Kinderen met downsyndroom blijven daardoor meer bij de samenleving horen en hebben meer gelegenheid voor spelafspraken met kinderen uit de buurt. Bovendien worden zij er meer gestimuleerd in hun ontwikkeling, zowel door de gedragsvoorbeelden en de meer ontwikkelde taal van klasgenoten, als door de – over het algemeen – grotere nadruk op schoolse vaardigheden op een reguliere school. Onderzoeken uit Engeland, Australië en Nederland hebben laten zien dat leerlingen met downsyndroom in zijn algemeenheid veel meer taal en schoolse vaardigheden (en evenveel zelfredzaamheid en sociale vaardigheden) leren in het regulier onderwijs, ook als het gaat om leerlingen met een in aanvang gelijke aanleg. Bovendien worden leerlingen met downsyndroom meestal goed geaccepteerd door medeleerlingen. Verder heeft reguliere plaatsing een principieel voordeel: kinderen met en zonder beperkingen leren op een natuurlijke wijze met elkaar om te gaan. Reguliere leerkrachten rapporteren daarbij vaak dat het goed is voor de sociale ontwikkeling van de klasgenoten en voor de sfeer in de groep. 
 
Soort regulier onderwijs
Veel ouders vragen op welk schoolsoort hun kind het meeste kans maakt op een succesvolle, integratieve schoolloopbaan. Feit is dat leerlingen met downsyndroom relatief vaak worden aangetroffen in het neutraal bijzonder onderwijs (Jenaplan, Montessori, Dalton, Vrije, Freinet etc.). Volgens het CBS behoorde 7,5% van de basisscholen in 2005 tot het neutraal bijzonder onderwijs. Een medewerker Onderwijs van de SDS vond in 2005 in een steekproef van leerlingen met downsyndroom in het regulier onderwijs een percentage van 22% in het neutraal bijzonder onderwijs. Er lijkt dus een zekere voorkeur van ouders van kinderen met downsyndroom te bestaan voor deze schooltypen – en wellicht is er binnen deze scholen ook meer openheid voor integratie. Dat neemt niet weg, dat het overgrote deel van de geïntegreerde kinderen met downsyndroom op ‘gewone’ reguliere scholen onderwijs volgt. 
 
Als je voorkeur uitgaat naar een gewone school, dan kun je praktische informatie vinden over hoe je dit aanpakt op de site van de SDS. Hoe leg je de eerste contacten, wat moet de reguliere school weten, wat is er nodig voor een goede begeleiding van een leerling met downsyndroom op een gewone school? Praktische tips: http://www.downsyndroom.nl/plaatsing
 
 
Speciaal onderwijs
Waar kun je op letten als je voorkeur uitgaat naar speciaal onderwijs?  
 
Bij speciale plaatsing kun je nagegaan welk type speciaal onderwijs voor dit individuele kind met downsyndroom het meest geschikt is. Dit hoeft dus niet automatisch een ZML-school (school voor Zeer Moeilijk Lerenden) te betekenen. Het kan ook een speciale klas binnen een gewone school zijn, of een ander type speciale school, of – voor sommige kinderen – een Kinderdagcentrum voor kinderen met een verstandelijke belemmering (KDC). 
 
Hoewel de ZML-school voor de hand ligt, zijn er nog andere soorten speciaal onderwijs mogelijk voor kinderen met downsyndroom. Hier een aantal mogelijkheden op een rij:  
  • Een speciale klas binnen een reguliere school, met individueel georganiseerde uitwisseling tussen de leerlingen uit de speciale klas en de reguliere klassen. Deze tussenvorm wordt in den lande in sommige plaatsen geboden, inmiddels zelfs op een enkele school voor voortgezet onderwijs. Voordeel is de mogelijkheid voor sociale integratie, nadeel kan zijn dat zo’n speciale klas qua (toevallige) leerlingensamenstelling soms wel erg heterogeen (qua leeftijden en niveau van functioneren) kan uitvallen. 
     
  • Speciaal basisonderwijs en, op de voortgezet onderwijs leeftijd,Praktijkonderwijs. Dit zijn vormen van speciaal onderwijs waar in vergelijking met het ZML-onderwijs vaak meer aandacht is voor schoolse vaardigheden en tot op zekere hoogte ook voor zaakvakken. Sommige leerlingen met Downsyndroom kunnen van het curriculum in dit type onderwijs zeker profiteren. Voor toelating tot het speciaal basisonderwijs is echter een indicatie nodig van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL), voor toelating tot de praktijkschool een indicatie van de Regionale Verwijzingscommissie (RVC). Deze commissies hanteren vrij strakke normen, met name ook wat betreft IQ. De PCL gaat uit van een IQ boven de 70, of in ieder geval boven de 60. De RVC gaat voor het praktijkonderwijs uit van een IQ van 55 tot 80. De commissies mogen echter een beredeneerde afwijking toepassen én een kind dat niet voldoet aan de strikte criteria toch een indicatie geven. Daartoe zullen zij dan ouders en school moeten horen. Zo’n beredeneerde afwijking zal in de praktijk alleen worden toegepast als de betreffende school een onderbouwd verhaal heeft waarom deze leerling met Downsyndroom het meest profijt heeft bij plaatsing op deze school. We kennen een klein aantal leerlingen met Downsyndroom die op deze wijze zijn toegelaten tot het Praktijkonderwijs. Overigens mag binnen deze typen onderwijs de ‘Rugzak’ (en in het voortgezet onderwijs de ‘Rugzak’ en de extra Downsyndroom-regeling) worden ingezet, maar dan wordt de extra financiering die de leerling krijgt als gevolg van de plaatsing in het speciaal basisonderwijs of de praktijkschool wel van dit ‘Rugzak’-bedrag afgetrokken.
     
  • ZML-onderwijs. In het schoolprogramma ligt vaak meer nadruk op praktische vaardigheden en sociale redzaamheid. De Commissie voor Indicatiestelling (CvI) kan in het geval van Downsyndroom zonder verdere discussie een indicatie voor ZML-onderwijs afgeven (die indicatie geldt in het regulier onderwijs als recht op de ‘Rugzak’). Er zijn onderlinge verschillen tussen ZML-scholen in kwaliteit en in de mate waarin aandacht wordt besteed aan schoolse vaardigheden. Bij de keuze voor een individuele school adviseren wij de ouders om te gaan kijken en praten op verschillende ZML-scholen in de regio en om ook kennis te nemen van de inspectierapporten over de afzonderlijke scholen (zie www.onderwijsinspectie.nl). 
     
  • Andere vormen van speciaal onderwijs dan ZML. Leerlingen met Downsyndroom hebben cognitieve belemmeringen, maar daarnaast is er vaak ook sprake van andere belemmeringen. Het komt voor dat een leerling met Downsyndroom meer gebaat is bij een vorm van onderwijs waarbij wordt ingespeeld op een bepaalde – in het geval van die leerling – dominerende belemmering, anders dan de cognitieve belemmering. Zo is er een klein aantal leerlingen met Downsyndroom geplaatst in het Tyltylonderwijs (bij uitgesproken motorische belemmeringen), het onderwijs voor leerlingen met een visuele of een auditieve beperking, of het onderwijs voor leerlingen met spraak-taalproblematiek. In al deze gevallen is een indicatie nodig van de Commissie voor Indicatiestelling. Die zal alleen worden afgegeven wanneer goed is onderbouwd (door ouders én deskundigen) waarom bij deze leerling dit bepaalde type onderwijs het meest geëigend is. 
     
  • Bij een beperkt aantal leerlingen met Downsyndroom zijn er zodanigaanzienlijke belemmeringen in het functioneren dat plaatsing in een vorm van speciaal onderwijs niet vanzelfsprekend is. Meer en meer ZML-scholen (en soms ook Tyltyl-scholen) proberen aan het recht op onderwijs voor deze kinderen tegemoet te komen door te werken met verbrede toelating. Ten behoeve van deze kinderen wordt er dan geld uit de AWBZ aangevraagd om extra assistentie te kunnen bieden. Deze leerlingen worden dan soms in aparte niveau-groepen op een ZML-school geplaatst, soms ook in reguliere ZML-groepen. 
     
  • In de praktijk gaat een klein aantal kinderen met Downsyndroom (kinderen met meer aanzienlijke belemmeringen) in de leerplichtige leeftijd naar eenkinderdagverblijf voor kinderen met een verstandelijke handicap. Ook in die setting kan er systematisch gewerkt worden aan ontwikkelingsstimulering, eventueel met daarbij advisering van de groepsleiding vanuit het speciaal onderwijs (samenwerkingsverbanden tussen ZML-onderwijs en zorgsector).
Via de webwinkel van de SDS kun je voor € 6,00 een zo volledig mogelijk “draaiboek” van het voortraject voor en de situatie in het onderwijs van kinderen met Downsyndroom, regulier zowel als speciaal. (2009, 60 pagina’s) bestellen. Kijk voor meer info http://www.downsyndroom.nl/cms/publish/content/showpage.asp?pageid=1513.             
 
 
Indicatie aanvragen
Of je je kind nu geplaatst wilt krijgen op een ZML-school of op een reguliere school, je dient altijd een indicatie aan te vragen bij de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) in je regio én wel de CvI van cluster 3, waaronder het ZML-onderwijs valt. De CvI moet binnen acht weken een beslissing nemen, maar die termijn kan worden verlengd met nog eens acht weken. Wij raden ouders aan om – zodat er in ieder geval voldoende tijd is – ongeveer een half jaar voor schoolplaatsing de indicatie aan te vragen. Adressen van de CvI’s kun je op de link http://www.projectenso.nl/?pid=373  opzoeken. Je kunt op die site je woonplaats intypen in een zoekvenster en dan bij de resultaten kijken bij Cluster 3.

De diagnose downsyndroom is voldoende om de indicatie voor ZML-onderwijs of ‘Rugzak’ (dat wil zeggen: extra financiële middelen binnen het regulier onderwijs) af te geven. Je dient daartoe een verklaring van een arts waarin deze aangeeft dat het kind downsyndroom heeft bij te voegen. Het is in het geval van downsyndroom niet vereist om nog andere testgegevens aan te leveren. Verder wordt de indicatie bij downsyndroom voor het gehele schooltraject afgegeven. De indicatie geeft recht op plaatsing op een ZML-school. Maar, de indicatie geeft ook recht op een ‘Rugzak’, dat wil zeggen extra financiële middelen voor de reguliere school.

Tip
Op het video kanaal Leraar24 zijn veel informatieve filmpjes te zien van kinderen met downsyndroom op school: www.leraar24.nl/dossier/3413.
 
Meer informatie over ambulante begeleiding, rugzak, integratie, etc,. kun je lezen op: www.downsyndroom.nl